De Groene Amsterdammer: Vechten tegen kramp

door: Loek Zonneveld

De speelvloer is een rechthoekige, ondiepe bak met plassen water en gestapelde krukjes. De zes figuren van het stuk zijn in character als wij binnenkomen. Althans: ze zijn in een pose. Of noem het een kramp. Een kramp waarin ze iets verbergen. Over liegen en met leugens leven gaat dit stuk, De wilde eend, vrij naar de gelijknamige tekst van Henrik Ibsen uit 1884, in staccato-zinnetjes herschreven door het Australische wonderkind Simon Stone en zijn collega Chris Ryan.
Hun Belvoir-groep uit Sydney speelde de bewerking in 2013 op het Holland Festival. Ik werd toen getroffen door de blufpokerloze grondigheid waarmee de stof was verlost van ruis en ballast. Stone heeft ondertussen in Amsterdam Medea gemoderniseerd. In Wenen had vorige week het eveneens aan Ibsen ontleende bankiersdrama John Gabriel Borkman in zijn regie première. Stone’s bewerkingen beginnen nu ook tot het repertoire te horen: afgelopen week studeerde regisseur Liliane Brakema af met De wilde eend. Het stuk handelt over vijf volwassenen die een geheim verbergen voor een meisje van veertien, Hedvig, die een erfelijke ziekte onder de leden draagt. Een van de vijf, de fanatieke Gregers Werle, onthult op ruim driekwart van het stuk iets over Hedvigs raadselachtige afkomst, en voegt daar dit zinnetje aan toe: ‘Ik vind dat mensen recht hebben op de waarheid.’ Waarop het meisje snedig en nuchter antwoordt: ‘Is dat een soort algemene regel voor jou?’ Ja dus.
De regie van Brakema vermijdt iedere illustratie van de geestelijke benauwenis waar de vijf volwassenen door hun levensleugens in zijn geschoten. In feite doet de speelstijl precies het omgekeerde. Ze stileert het liegen tot een kramp, waarvan de dragers zich de oorzaak niet meer kunnen herinneren. Ze lijken te zijn overvallen door een arrangement van tics en spierafwijkingen, die ze ook weer van zich af willen schudden. Waardoor een nieuw arsenaal van krampen ontstaat.
Prachtig dansant, bijna teder en verleidelijk werkt dat bij Cas Enklaar als Haakon Werle, de vader van de waarheidsfanaticus Gregers (Kevin Schoonderbeek). Die op zijn beurt een merkwaardig soort hoekige tics vertoont, alsof hij een gilles de la tourette-patiënt is. Terwijl Hedvigs veronderstelde vader Hjalmar Ekdal (Joost Bolt) weer een bewegingspatroon heeft gevonden, alsof hij fanatiek kwaaie geesten van zich af schudt. Of ze, springend in de plassen water, juist opzoekt, in wil drinken. De fysieke acteerstijl staat vaak haaks op de aard en de inhoud van de personages. Wat de raadsels in het spelen plezierig vergroot. In het jargon van critici heet zoiets dan al snel een ‘zwalkende regie’. Ik vind dat vechten tegen kramp – met alle inconsequenties die daar nu eenmaal bij horen – een sterke zet.
In het centrum van dit woelen om verandering en het zoeken naar bescherming staat Hedvig, een ontwapenend, eenvoudig, helder en recht-door-zee getoonde creatie van Ilke Paddenburg. Ze speelt in een socratisch spervuur van waarom-vragen. Wat moet je anders als de prinses in leugenland? Ze sterft heel onsentimenteel door ons de rug toe te keren en te zwijgen. Daarna monteert het duo Stone Ryan een epiloog aan het stuk, die doortrokken is van een kalme en waarschijnlijk vergeefse hoop op betere tijden. Een beetje zoals Hedvig was. Mooi!
Nu niet meer te zien, wellicht later wel weer

Bron: De Groene Amsterdammer